maandag 1 juni 2009

Pinkpop in de Champagne


Vijfde dag
Maandag 1 juni 2009, Pinkstermaandag
Varrennes-en-Argonne – Châlons-en-Champagne, 76 km

Thuis, althans in Landgraaf, is vandaag de topdag van Pinkpop. Voor de 40e keer al! Over traditie gesproken. Ik zal het gebonk en gedreun van de bastonen in mijn achtertuin - het hardst bij zuidwesten wind - dit jaar moeten missen. Weer even een nostalgisch verlangen naar huis. Maar niet alleen thuis, maar ook op de camping van Varennes viel er vannacht van iets van dien aard te genieten…, nou ja, genieten… de hele lange, koude nacht klonk vanuit een caravan met pubers een doordringende disco-techno (zo gok ik naar de benaming van deze ‘muzikale’ stroming) van zo’n driehonderd basslagen per minuut. Om gestoord van te worden. Rond vijf uur werden er vogelgeluiden doorheen gemixt, maar die kwamen echt uit de bomen. Maar aan zo’n vogelconcert ben je zo gewend dat je dat op een gegeven moment niet meer hoort; die tak-tak-tak-rampetampe dreun wel. Tegen half zes vonden de jongelui het kennelijk tijd worden voor ‘oogjes dicht en snaveltjes toe’. Maar dat ik goed geslapen en uitgerust ben, kun je bepaald niet zeggen.
De iele klok van de plaatselijke kerk slaat zeven als ik de slaapzak oprol. De lucht is weer strakblauw, dit na die bewolkte dag van gisteren en in tegenstelling met wat ik gisteren van Louise uit mijn mobieltje vernam: het zou in de regio Parijs slecht weer worden… waarom hebben we deze reis zo’n geluk? Omdat we het verdiend hebben? Omdat Sint Jacob de loper voor ons uitrolt en alle bovenaardse relaties mobiliseert?
Even na half negen stappen we op de fiets en na een snel bezoek aan de ‘boulanger’ voor een pakje ‘pain complet’ beginnen we aan de route van vandaag. Bergop langs de Tour Louis XVI en hoger… Van de eerste vijf kilometer moeten er vier geklommen worden, een veelbelovend begin. Maar daarna mochten we kilometers lang vals plat door een koel bos omlaag om daarna met een stevig blazende Aeolus in de rug - wat zijn we toch mazzelaars - te belanden in de onafzienbare golvende lappendeken van graanakkers van de Champagne, met verspreid liggende piepkleine dorpen waar gigantische graansilo’s de skyline bepalen. Een van die dorpen heet Hans. Niet Anders, maar gewoon Hans - overigens uitgesproken als Òh. In het centrum staat een rond 1200 gebouwde kerk met de naam Notre Dame du Soldat, onze lieve Vrouw van de soldaat. Er staat ook een kasteel waar koningen en edellieden verbleven als ze op doortocht waren.
Die veldenoceaan doet me onmiddellijk denken aan meseta, de Spaanse hoogvlakte van gelijksoortige akkers, waar we over een paar weken doorheen moeten. Het is vandaag al behoorlijk warm, en bomen zijn soms slechts aan de horizon te zien. Of Aeolus dan ook onze metgezel zal zijn..? Vandaag blaast hij ons vooruit. Vooral bijzonder aardig bij de klimmetjes. We hallen met onze zwaarbepakte fietsen een gemiddelde van twintig.
Om kwart over elf houden we een korte eetpauze op de trappen van de kerk in het dorpje Bussy-le-Château - geen kasteel te zien, misschien was het er vroeger, anders zou de naam niet te verklaren zijn. We eten pain complet en smeren ons in, want anders verbrand je vandaag levend op die wegen door de velden. Aan iemand gevraagd naar drinkwater - eau potable - worden we verwezen naar een kraan op het kerkhof. Ik maak nog een paar impressiefoto’s van de vervallen en scheefgezakte oude graven. Ligt hier misschien ook een voormalige Santiagoganger tussen?
Na ongeveer 50 kilometer fietsen we een klein eindje over de kaarsrechte Ancienne Chaussée Romaine, een van de vele voormalige Romeinse heirbanen die het Romeinse Gallië doorkruisten. Ook in die tijd, bijna twee millennia geleden, zullen hier ongetwijfeld al graanakkers geweest zijn.
Tien kilometer verder ligt l’Épine. Van verre zijn de twee reusachtige torenspitsen van de kolossale basiliek al te zien aan de einder van de velden. Sinds herders in de elfde eeuw in een brandende braamstruik een Mariabeeld vonden, dat voor genezing bleek te kunnen zorgen, is l’Épine een bedevaartsplaats, die zelfs door de paus bezocht werd. Dat lezen we op een plaquette in de kerk, die we binnengaan met het oogmerk een stempel te bemachtigen voor onze credencial. In het prachtige gotische interieur met schitterende glas-in-loodramen loopt een oud scheefgetrokken vrouwke met stoelen te sjouwen.
“Un tampon? Mais bien sûre, messieurs. Venez avec moi.” We volgen haar naar de sacristie die ze met moeite knarsend opent. Ze maakt de stempel schoon om een zo mooi mogelijke afdruk te kunnen leveren. Als ze ons vriendelijk aankijkt heb ik even de neiging mijn scheerapparaat uit mijn bepakking te halen. Maar daar is ze te lief voor. Daarom helpen we haar mee met het versjouwen van de overige stoelen. Met een goed gevoel begeven we ons weer op weg.
Van hieruit is het nog ruim tien kilometer naar Châlons. Na een lange flauwe klim vallen we na een kilometerslange kaarsrechte afdaling door de velden als het ware de stad binnen. Châlons is het noordelijk centrum van de Champagnestreek, eigenlijk de eerste grotere stad op onze route. De binnenstad ziet er pittoresk uit met zijn vele karakteristieke vakwerkgevels. Er zijn ook drie bezienswaardige kerken. Een daarvan is de prachtige deels romaanse, deels gotische Notre Dame en Vaux, dé toeristische blikvanger.
De plaatselijke Camping Municipal, waar we twee jonge Françaises aantreffen van wie er een werkelijk accentloos Engels spreek - merci monsieur pour les compliment - ligt drie kilometer buiten de stad. Het is er een van het betere soort. Groot, rustig, veel bomen en … wifi! Ik krijg een code waarmee ik op het netwerk kan inloggen. Deze pelgrimstocht is zelfs nog geschikt om mijn informatica-achterstand in te lopen. Je blijft leren, hoe oud je ook bent.
Terwijl ik dit zit te schrijven onder een overdekt terras, barst een noodweer los. Il fait de d’orange. Maar het is slechts van korte duur. Volgens de ‘madame’ die mij een pilsje verstrekt zal het morgen weer hetzelfde worden als vandaag, 24 graden, en hopelijk Aeolus weer in de rug.
Bedankt voor jullie geduld. De reacties waren weer overweldigend.



De Geest van Pinksteren




Vierde dag
Zondag 31 mei 2009, Pinksteren
Montmédy – Varennes-en-Argonne, 60 km

Het is Pinksteren vandaag. Twee millennia geleden verscheen de Heilige Geest aan Jezus’ apostelen in de vorm van vurige tongen. Ze kregen letterlijk de geest en trokken daarmee de wijde wereld in om te prediken. Petrus naar Rome, Johannes naar Efese en Jacobus… naar Spanje? Werd hij daarom in dat land begraven? Of … wérd hij daar wel begraven? Ooit, twaalf eeuwen geleden, stelde paus Calixtinus, de plaatsvervanger van Christus op aarde, dit officieel vast. Dáár moest men zijn om Jacobus te aanbidden. Geen twijfel mogelijk, want hij, Calixtinus, was immers onfeilbaar. En die het waagde hieraan te twijfelen, werd als ketter in de ban gedaan. Of erger. Welnu, deze vaststelling van Calixtinus vormt het fundament van onze lange reis naar ‘het einde van de wereld’ – in middeleeuwse begrippen althans, we weten tegenwoordig wel beter… – in het spoor van al die miljoenen die ons voorgingen. Maar het is nog ver, nog meer dan tweeduizend kilometer. Cees Nooteboom formuleert het zo:
De pelgrimage naar Santiago ontstond omdat men meende in die stad het graf van de apostel Jacobus gevonden te hebben; gebeurtenissen dus die plaatsvonden naar aanleiding van iets wat misschien nooit gebeurd is. Op die uiterst schimmige voorstelling rustte een massale Europese volksbeweging die de Spanjaarden de mogelijkheid gaf om zich tegen de Arabische overheersing te blijven verzetten, de rest van Spanje op de Islam terug te veroveren, en zo een tij te keren dat heel Europa had kunnen overspoelen.
Stel je voor, als dát destijds niet gelukt was, dan hadden onze vrouwen nu met hoofddoekjes of totaal vermomd in carnavalistische burka’s moeten rondlopen… maar niet op straat! Je moet er niet aan denken.
Maar nu terug naar het heden, onze belevenissen. We hebben tot nu toe werkelijk onvoorstelbaar geluk met de weersomstandigheden. Al vóór zes uur kruipt de zon over onze tent op de hoogte boven Montmédy. Alles is kurkdroog, zelfs het gras. Als ik om halfzeven opsta is het bepaald nog niet echt warm. De lucht is blauw, met hier en daar een onschuldige wolkensliert. De camping is stil en leeg. Twee fietserstenten ver uit elkaar - wij zochten gisteren naar een plek waar de eerste zonnestralen zouden komen -, een camper en twee caravans, waarvan een toebehoort aan het bejaarde echtpaar waar we onze laptop mochten opladen en die hier ‘staat’ van mei tot en met juli. De hele nacht knetterde het verkeer nagenoeg vlak langs onze tent bergop en bergaf: motoren en auto’s, met veel pokkenherrie en soms harde blasters. Regelmatig schrokken we even wakker.
Om tien voor negen gingen we op pad. Een prachtige route, in het begin enkele klimmen en daarna afdalend naar het dal van de Meuse, onze Maas dus.
Na 11 kilometer passeren we het dorp Louppy-sur-Loison met een gigantisch renaissance kasteel, waar de Zonnekoning zijn hoofdkwartier had tijdens de belegering van Montmédy. Maar dat was gisteren… of nog langer geleden.
May eens een keertje bergop aan de leiding...

Na 30 kilometer rijden we door Dun-sur-Meuse, een van de hoogstgelegen plaatsen aan de Maas. We drinken op een terrasje aan de waterkant een ‘Orangina’.
“Als Gerry hier in het water zou spugen, dan zou dat helemaal richting Nederland drijven’, meent Frans. “Dan zou ze in Venlo op de brug kunnen gaan kijken hoe het langs drijft…”
In de buurt van Romagne, waar we een tijdje later passeren, ligt een van de grootste oorlogskerkhoven van Europa. Dat laat ons even stilstaan bij die verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog 1914-1918, toen hier in de Argonnestreek in zes weken tijd 16.000 soldaten sneuvelden. En vele burgers. Familiegeschiedenissen boordevol leed. Ook in Varrennes-en-Argonne, waar we nu onze tent hebben opgeslagen, worden we hiermee geconfronteerd. Dit stadje, net achter de loopgravenlinie, werd tijdens die oorlog compleet aan diggelen geschoten. Een eind verder oostwaarts woedde de grote ‘Slag van Verdun’. Nóg bloederiger…
Maar… lang voordien had Varennes ook al wereldfaam verworven. Bij het begin van de Franse Revolutie in 1789, waarbij het volk de macht overnam, trachtte de Franse koning Louis XVI met zijn Marie-Antoinette en hun kinderen in cognito naar Oostenrijks territorium te ontvluchten. Ze overnachtten hier in Varrennes in een herberg om de volgende dag volgens een geheime planning verder te reizen naar Montmédy. Maar zover zou het niet komen, want ze werden herkend - hun beeltenis stond ‘toevallig’ op een geldstuk… - en door revolutionaire onderdanen gearresteerd en opgesloten in een ‘gouden kooi’ - die toen weliswaar nog niet op tv uitgezonden werd, maar het toch was. Het vervolg was nog treuriger, want enige tijd later maakte het valbijl van de guillotine een luisterloos einde aan hun aardse bestaan.
De geschiedenis van de streek waar we vandaag doorheen fietsen werd geschreven met bloed. Eeuwenlang vonden hier veldslagen plaats, raakte de grond doordrenkt met het bloed van vele soldaten, zonen van ouders, vaders van kinderen, gevallen voor de glorie van het vaderland; zo staat het te lezen op bijna ieder oorlogsmonument op de dorpspleinen die we passeren: ‘A nos morts glorieux’ of ‘tombé pour la gloire de la patrie’… voor de glorie van het vaderland… alsof dat het onbeschrijflijke leed en de ellende zou kunnen verzachten…
Leed en ellende in zeer plaatselijke omvang levert voorlopig ook mijn nieuwe zadel op. Ik weet af en toe gewoon niet hoe ik moet gaan zitten. Ik begin me zelfs op de klimmen te verheugen, omdat ik dan mijn benen meer voel dan mijn zitvlak. Het kan raar lopen. Maar ik heb er goede hoop op dat er ’te eniger tijd’ verbetering zal optreden. Hoop doet leven. Desondanks hebben we vandaag toch een gemiddelde van tegen de 18 per uur weten te rijden.


Een van die mooie bruggetjes, net erna een enorme klim het dal uit

Om half twee rijden we, na een paar pittige klimmen en steile afdalingen, via de brug over het snelstromende riviertje de Aire de poort van ‘Camping Municipal Le Pâquis’ binnen, een groot parkachtig terrein met veel bomen. De receptie is naar goed lokaal gebruik gesloten. De dienstdoende gemeenteambtenaar zal er vanavond tussen zes en halfzeven zijn om het ’goud’ te oogsten. In ons geval 6 euro 80...
We sjouwen een houten picknickzitje naar onze tent, waardoor er vanavond heerlijk gezeten kan worden. Later arriveert een alleenstaande vrouw - althans als zodanig op weg - die ook naar St.-Jean-Pied-de-Port fietst. Die zullen we onderweg misschien nog wel vaker zien.
Nadat ik dit dagverslag grotendeels ingetikt heb, gaan we uitgebreid koken met de boodschappen die we onderweg in een supermarkt gedaan hebben. Niet om op te scheppen, maar het wordt werkelijk een copieuze maaltijd.
Voor de rest dreigt het verhaal eentonig te worden: nergens in dit stadje is er gelegenheid om op internet te komen. Via onze laptop is er eveneens opnieuw geen netwerk in de buurt te vinden. Hopelijk morgen beter. Châlons is een grotere stad met wellicht meer mogelijkheden.

Bonjour la France

Derde dag
Zaterdag 30 mei 2009
Bastogne – Montmédy, 87 km

Waar zijn de tijden gebleven dat we in één dag van Landgraaf naar Frankrijk fietsten? Precies 44 jaar geleden. In 1965 reed ik als twintigjarige jongeling, net geslaagd voor de kweekschool en mijn hele arbeidsleven nog in een onafzienbare lengte voor me, met Jo Ringens, een studiegenoot, naar Parijs. De eerste dag al bereikten we Frankrijk: Givet, vlak over de grens weliswaar, maar toch. Met 173 kilometers op de teller! En nu, zoveel jaren later – én ouder – doen we daar drie dagen over. Waarbij wel niet vergeten mag worden dat de afstand naar Montmédy ongeveer 260 kilometer bedraagt en de gekozen route heel wat meer klimwerk vereist.
De nachten in Bastogne, op een hoogte van 525 meter, zijn vaak ijselijk koud. Ook nu. Ik duik klappertandend als Shakin’ Stevens met kleren en al de slaapzak in. Met hoofd en al, als een waarm blazende biologische cv. Wat een verschil met dat warme nest bij die heerlijke bed- & breakfastovernachting in Targnon! Maar kom op, jongelui, we mogen niet te verwend raken.
’s Ochtends staat de zon al vroeg op onze tent. Nog even lekker een half uurtje aanwarmen. De lucht is weer strak blauw. En de tent is aan de buitenkant al droog. Dat scheelt heel wat werk.
Om acht uur zitten we te ontbijten uit de prima gesorteerde ontbijtdoos van Frans. De wind blaast uit het oosten. Een goed teken. Stabiel weer. We kunnen alles goed droog krijgen en schoonmaken voordat we inpakken. Een stukje luxe dat je tijdens een reis als deze niet al te vaak ten deel valt.
Om kwart over negen rijden we bergop de stad in en dan weer verder zuidwaarts. Aanvankelijk schuift de weg aangenaam onder de wielen door. Bastogne blijkt een goede keuze om de derde dag te beginnen. Maar na een kilometer of tien wordt het scenario van gisteren weer uit de la getrokken. De ene klim na de andere, afgewisseld met suizende afdalingen. Ik kijk op de teller: 21,8 kilometer… pas?! Het lijkt alsof we intussen al het dubbele erop hebben zitten, althans gemeten naar de hoeveelheid geleverde sportieve arbeid. Anderzijds is het toch weer geweldig dat Aeolus ons met zijn bolle wangen andermaal van dienst is. Hij doet nóg beter zijn best dan gisteren. Hij blaast ons af en toe vooruit als ouderen op een ‘elektrische fiets‘.
Na 36 kilometer zitten we na twee fietsuren desondanks redelijk afgepeigerd op een bankje in de zon met een pak lekker Belgisch brood en de ontbijtdoos van Frans om energie bij te tanken. We zijn bijna halfweg… denken we. Maar daarover later meer.
Het wegdek is af en toe erbarmelijk. Hier noemen ze dat ‘déformé’. We zien vaker een bord dat ons daar ten overvloede op meent te moeten wijzen. Tussen haakjes: we realiseren ons dat er zich onder onze lezers een leraar Frans bevindt met een ter zake uiterst toepasselijke voornaam. Het valt ons op dat ‘Chaussée déformée’ (in het bericht van gisteren fout geschreven…) tweemaal met ‘ée’ geschreven behoort te worden. Dit komt omdat een weg vrouwelijk is, kennelijk omdat hij/zij bereden wordt… sorry, smakeloos grapje, ongepast voor een pelgrim.
Na het vlekje Léglise fietsen we lange tijd bergaf door dennenbossen. We verlaten de Hoge Ardennen. En na Rossignol dalen we verder af in het wijde dal van de Semois. “We hebben ons tot nog toe nog niet echt verreden”, merkte ik gisteren nog tegen Frans op. En terecht. Maar vandaag gebeurt het dat we al meer dan twee kilometer bergop rijden in de verkeerde richting. Het was me al opgevallen dat de wind gedraaid was, maar als ik in de verte een bos zie, dat op de kaart in het noorden ingetekend staat en ik me tegelijkertijd realiseer dat we de zon pal in de rug hebben, schreeuw ik naar Frans (bergop altijd aan de leiding) dat we rechtsomkeert moeten maken. Bijna vijf kilometer voor de … enfin, dat mag iedereen zelf invullen.
Even later weer op de juiste weg (Lucas VI…) komen we via een smalle, steil en ‘chaussée deformée’-omlaag leidende bosweg in de wondermooie Val d’Or, de gouden vallei, waar de enorme abdij van Orval ook haar naam aan ontleent, in omgekeerde zin weliswaar, maar toch. Net als Val Dieu ook een cisterciënzer abdij. Deze orde betekende veel voor de opvang en verzorging van de Middeleeuwse pelgrims. De naam Orval herinnert aan de legende van een verloren gouden ring in de Mathildebron, die door een vis werd terugbezorgd, letterlijk weer boven water gebracht dus. Bij de abdij behoorde naar goed gebruik eeuwenlang een bierbrouwerij, die echter inmiddels zelfstandig opereert. In het abdijwinkeltje wordt dit abdijbier verkocht, evenals andere abdijproducten zoals kaas en honing. Dat zagen we ook al in Val Dieu.
Vijf kilometer verder passeren we de Franse grens. Bonjour la France! We worden verwelkomd met de zoveelste lange en steile klim. Bienvenue.
In het dal van de Thonne rijden we met 80 kilometer op de teller het dromerige dorpje Avioth binnen. Meteen wordt het oog getrokken door een onlogisch grote gotische basiliek, ogenschijnlijk zonder enig gevoel voor verhoudingen zomaar op het hoogste punt van het dorp neergeplant. Echter…, toch niet zomaar, want er is een duidelijke verklaring voor. Sinds de 12e eeuw wordt hier een bijzonder Mariabeeld vereerd, gesneden uit lindehout, en in 1147 al aanbeden door niemand minder dan de heilige Bernardus van Clerveaux in gezelschap van de paus himself. Dat zegt genoeg. Het dorp is desondanks niet met zijn enorme kerk meegegroeid.
Verder fietsend door het dal van de Thonne zien we opeens hoog tussen het groen de twee torens van de citadelkerk van Montmédy prijken. Er is echter nog een behoorlijk pittige klim nodig om de erbij gelegen Camping Municipal La Citadelle te bereiken. Dermate pittig dat ons niets anders rest dan een deel van onze pelgrimage te voet af te leggen. De deerlijk vervallen citadel ligt strategisch op een vooruitstekende rots die naar drie kanten uitzicht biedt over het dal waarin het stadje zelf aan de voet gelegen is. Eeuwenlang beschermde deze door Karel V aangelegde vesting de grens van het Groothertogdom Luxemburg. Na de verovering door de Zonnekoning Louis XIV in 1657 werd de vesting door de vermaarde bouwmeester Vauban uitgebreid tot de thans nog bestaande machtige fortificatie. Montmédy is al eeuwen een pleisterplaats voor Santiagogangers.
Op de camping aangekomen doen we uitgebreid de was, die even later heerlijk droog hangt te wapperen in de harde oostenwind. Daarna gaan we boodschappen doen. Daarvoor moeten we een lange slingerende berg af - het stadje ligt zo’n honderd meter lager - en daarna beladen weer terug omhoog. Mede daardoor smaakt het eten voortreffelijk.
De Camping Municipal is vrij nieuw. Er is behalve een sanitairgebouw niets aan voorzieningen aanwezig. Het kantoor wordt maar twee uur per dag bemand door een gemeenteambtenaar, die we het vorstelijke bedrag van 7 euro 35 verschuldigd zijn. Nergens kunnen we een stekker vinden om de laptop op te laden. Maar gelukkig brengen twee oude bereidwillige mensjes in een caravan uitkomst. Zo kan dit verhaal toch geschreven worden, maar verzenden is vandaag niet mogelijk omdat we nergens op internet kunnen.
De Hoge Ardennen met zijn pittige hellingen liggen voorgoed achter ons. De tocht voert vanaf morgen verder door de glooiende heuvels van de Woevrestreek, het onvervalste Franse platteland met verspreid liggende dorpjes met kerken en kastelen, zonder toeristische drukte. Maar of de hellingen niettemin toch op onze weg blijven komen, daarover morgen meer.