dinsdag 7 juli 2009

Iedereen moet op z’n tijd wel 'ns zijn ei kwijt...


Veertigste dag
Maandag 6 juli 2009
Santiago de Compostela - Finisterra

De dagen na onze triomfale intocht in Santiago krijgen langzamerhand meer het karakter van vakantievertier dan bezinningsperiode. De ‘opdracht’ zit erop, het uitbollen is in gang. Zondagavond gingen we met ‘de vaste groep’ weer de stad in om er een gezellige avond van te maken. De afscheidsavond van Henny en Maan, die maandag verder trekken richting Portugal. Frans bracht vier gekookte eieren mee waarvan iedereen dacht dat hij ze intussen al geconsumeerd had om met Gerry… laten we hier maar niet te diep op ingaan. In Arzúa hadden we tien eieren gekookt voor het ontbijt met Chris en Nelly en vier waren er overgebleven en voorlopig in Frans’ bepakking verdwenen voor onderweg. Maar om de een of andere reden waren ze niet meer geconsumeerd. En aangezien Frans ze beschouwde als gezamenlijk bezit, stelde hij ze weer ter beschikking van ‘het collectief‘. In een wijnbar werden ze verdeeld en meteen van hun schaal ontdaan. Behalve dat van mij, dat ik in mijn zak stopte.
“Je hebt van die mensen die dénken dat ze een ei méér hebben”, zei ik later tegen Chris, “maar bij mij is dat echt zo, kijk maar…“
Chris kreeg meteen een idee voor een act voor twee personen. Midden in de wijnbar begon hij plotseling te kakelen als een kip, hulpeloos rondlopend, klagend kakelend, en tenslotte met samengedrukte knieën plaatsnemend op een bank naast twee Spanish ladies die totaal niet wisten wat ze ermee aan moesten. Zielig? Gek? Rijp voor een zwakzinnigengesticht? 112 bellen..? Nadat ik hem een tijdje had laten begaan - zelfs achter de tapkast begon inmiddels een vertwijfelde bezorgdheid toe te slaan - liep ik naar hem toe, kalmeerde hem en haalde een ei (hét ei) onder zijn zitvlak vandaan… triomfantelijk aan den volke tonend, terwijl Chris een enorme opluchting acteerde… nou, ik mag zeggen dat het insloeg. Zelfs de Spanjaarden vonden het ‘very funny’. Een tijdje later stonden we met de hele groep nog allerlei Nederlandse en Duitse (drink)liederen te zingen, waarbij we opnieuw applaus oogstten van de aanwezigen. De stemming zat er uitstekend in.
Met Frans voerde ik een lange discussie over door mij vastgestelde Moorse invloeden in de Spaanse taal, waar hij het absoluut mee oneens was. Kortom, het pelgrimsgevoel was volledig omgeslagen in … vul zelf maar in.
Maar dat zou maandag anders worden.

Vandaag, maandag, vindt de echte afsluiting plaats van onze lange pelgrimstocht. Om half tien komen Gerry en Frans me ophalen op de camping. Ze hebben wat overtollige bagage bij zich die Maan en Henny in hun caravan mee naar Nederland zullen nemen. Ook een paar spullen van mij, die moeilijk verpakt kunnen worden voor de vliegreis terug.
Vandaag , nogmaals, gaan we dus naar Finisterre, met de bus. Naar ‘het einde van de wereld’. Daar staat kilometerpaal 0,00 op het einde van de rotsachtige landtong die als het meest westerse punt van Europa wordt beschouwd.
Een reis van bijna drie uur over steile hoogten en diepe dalen over een slingerende tweebaansweg die ook door kuststadjes en -dorpjes voert. Dat schiet dus niet altijd even hard op. De lucht is loodgrijs en af en toe vallen regendruppels. We zijn blij dat we in de bus zitten en niet op de fiets. Honderdtwintig kilometer door dit berglandschap zou bovendien zelfs zonder bagage een beetje teveel van het goede zijn. We zien slechts twee fietsers, maar des te meer voetpelgrims. De moedigsten der moedigen.
Maar hoe dichter we ons reisdoel naderen, hoe zonniger het wordt.

Vanuit het stadje Finisterre, in het Galicische ‘Fisterra’, gelegen in een laagte tussen twee rotsachtige heuvels, lopen Frans en ik samen naar het uiterste en hoogste punt, ‘faro’ (vuurtoren) genoemd, drieëneenhalve kilometer omhoog, terwijl Gerry in het stadje blijft. Ze vindt dat dit een zaak is van ons tweeën - het is immers de afsluiting van ónze reis - en dat zij daarbij niets bij te zoeken heeft. Intussen wil zij van deze uitgelezen gelegenheid gebruik maken om 'lekker' wat langs de winkeltjes te gaan slenteren… maar ziet in haar voorpret even over het hoofd dat in Spanje ‘s middags alles ‘cerrado’ is, gesloten. Dat kwartje valt pas als wij al lang weg zijn.

Het is buitengewoon heerlijk weer. Maar als we boven komen worden we beetgepakt door een harde en frisse oceaanwind die van de andere kant van de rots waait. Daarvoor hebben we onze jassen bij ons. We kijken neer op troosteloze rotsformaties die steil en klonterig de eindeloze deinende watervlakte van de Atlantische Oceaan in lopen, met wilde schuimkoppen aan hun voeten. Ik kan me voorstellen waarom men tot de middeleeuwen toe, toen er nog geen wereldkaarten bestonden, men nog niet beter wist, dit punt beschouwde als het absolute einde van ‘de wereld’.


Behalve de vuurtoren, de Caminokilometerpaal 0,00 en een oud kruis op een rotspunt staat er ook een restaurant met een pelgrimsonderkomen. Hier klinken we met een glas gerstenat op onze geslaagde missie, waarop we tot in lengte van jaren met een gevoel van dankbaarheid zullen mogen terugzien.

Na het maken van de nodige foto’s dalen we weer af naar Gerry. Terug naar de realiteit, die uiteraard ook mooi kan zijn.

Bij terugkeer in Santiago na een lange, slaapverwekkende busreis, lopen we naar de camping en doen onderweg de noodzakelijke inkopen. Ik voel me als een vrijgezel die ‘eters’ over de vloer krijgt. Ik bereid een heerlijke pan spaghetti-à-la-papa en Frans zorgt voor een tomatensalade. En Gerry laat het zich uitstekend smaken. Ze vindt het gezellig, het campingleven. Daarna zitten we nog een uurtje samen met Chris en Nelly, die een fles wijn en een lekker stuk kaas meebrengen. We spreken af morgen met een eenvoudig pelgrimsmaal in de stad samen het einde van onze pelgrimsavontuur te vieren. Geen afscheidsfeestje, want we zullen elkaar weer snel terugzien, volgend weekend op het grote feest van Frans en Gerry.

Ik schrijf dit op dinsdagochtend, deel vóór en deels na het gezamenlijke ontbijt. De gedachten gaan naar morgen. Eindelijk weer naar huis. Deze vijf dagen tussen de intocht en het vertrek vliegen om, maar toch blijft het verlangen naar huis de boventoon voeren. Vanmiddag fiets ik met Frans naar het vliegveld, ruim tien kilometer hier vandaan, om daar te bekijken hoe alles in zijn werk behoort te gaan bij het vliegklaar maken van de bagage en de fietsen.

(Foto rechts) Wachten in mijn tent (die blauwe) totdat we naar huis gaan...


Morgenmiddag stijgen wij om half vijf op en hopen dan na een tussenlanding in Mallorca om half elf voet te zetten op Düsseldorfse bodem. Daar zullen we worden opgehaald: Frans en Gerry door zoon Peter en ik door dochter Ellen en ‘skoonzoon’ Arnold. Voor middernacht hoop ik iedereen die mij lief is, en vooral Louise, eindelijk weer in mijn armen te mogen sluiten.
Het grote avontuur zit er dan echt op. Het alledaagse leven kan weer hervat gaan worden. Met dát verschil dat bij iedere ontmoeting met familie, vrienden en bekenden een belangrijk deel van de gespreksthema’s al vast staat.

Dit is mijn laatste bijdrage vanuit den vreemde aan deze blog. Er komt een definitief einde aan deze dagelijkse, draadloze, journalistieke besogne. Dat wordt even wennen, zeker, zelfs afkicken misschien. Maar naar alle waarschijnlijkheid volgt er binnen afzienbare tijd, als alles een beetje bezonken is, alle losse puzzelstukjes weer op hun plaats gevallen zijn, toch nog een soort nabeschouwing - noem het voor mijn part ‘epiloog‘. Als definitief besluit.
Tot ziens allemaal en bedankt voor jullie support!