dinsdag 16 juni 2009

De Pyreneeën in zicht


Twintigste dag
Dinsdagdag 16 juni 2009
Castéra-Verdurzan - Maubourguet, 74 km

Vandaag begint de tweede helft. Niet door een fluitje van een of andere scheidsrechter, maar door het ontwaken in een gerieflijk, maar toch ietwat te zacht hotelbed. De vermoeienissen zijn eruit geslapen. Op het moment dat de klok van de oude kerk acht slaat zijn we alles op de fietsen aan het binden. Daarna het déjeuner, op z’n Frans: croissants, baguets, veel jam, een eitje, fruit. De eieren blijken niet gekookt. Daar komt Frans achter als hij het met een ferme tik van zijn mes onthoofdt… het moet eerst in de eierkoker. Hoelang? Dat weet geen mens. Frans’ tweede onthoofding loopt ook al uit op een kliederig drama (zoiets als de destijds mislukte paaseieren van oma). Daarna blijkt de derde keer andermaal scheepsrecht. Mijn neus lijkt ook wel van bladerdeeg, want er valt een losgeraakt velletje op mijn bord. Als dat zo doorgaat zie ik eruit als een verweerde Egyptische sfinx als ik thuis kom.
Om kwart voor negen stappen we op voor de tweede helft van onze tocht. De twintigste dag alweer. De eerste dertig kilometer voeren ons licht golvend op en af door rivierdalen. We doen het rustig aan, stappen af waar we het leuk vinden en nemen alle tijd. Het weer werkt mee. Het is bewolkt, af en toe een flauw zonnetje, niet te koud en niet te warm. Perfect fietsweer.

Rond half elf , tijd voor een stop, rijden we L’Isle deNoé binnen, een oud, enigszins vervallen dorpje met een veel te smalle dorpsstraat waar vaak zwaar verkeer doorheen moet. Het enige cafeetje is nog dicht. Ik vraag een passerende dame of er misschien nog een ander café is. Helaas niet. Maar zij wil ons wel een kop koffie aanbieden. Waar? Op de Mairie. Zij is de secretaresse van de maire. Bijzonder aardig. Wij volgen haar naar het kantoor, waar zij kennelijk de enige gemeenteambtenaar is, en voorziet ons van een plastic bekertje sterke instantkoffie. Vervolgens krijgen we een lesje lokale geschiedenis waaruit blijkt dat de naam van de ‘commune’ niets te maken heeft met de oude Noé en zijn bekende ark, maar met de naam van de vroegere adellijke familie die generaties lang de gebiedende heren waren van het dorp en de wijde omtrek. Nadat ze een stempel geplaatst heeft in ons credencial nemen we afscheid van deze aardige dame, die straks thuis ongetwijfeld weer een leuk verhaal te vertellen zal hebben.

Onze volgende stop maken we halfweg in het oude vestingstadje Montesqiou, uiteraard hoog op een heuvel. De torenklok slaat twaalf als we achter een ‘chocolat chaude’ zitten, met de Nesquick op tafel… Een Nederlandse vrouw maakt een foto van ons beiden voor de blog. Intussen staat de waard met een gast onze fietsen te bekijken. Hij informeert naar de ‘moteur’; ik wijs op mijn benen… juist, dat had hij bedoeld. Het is een ontspannende dag tot nog toe. Het klimmen gaat me goed af, en Frans, die het een heel stuk rustiger aandoet dan normaal, eveneens. We kunnen hier uiteraard niet onze ‘ontbijtdoos’ op tafel zetten om te lunchen. Dat doen we zeven kilometer verder (na twee klimmen) op een werkelijk schitterende plek: een overdekte ‘aire’ met water en toiletten, zij het in redelijk aftandse staat. Voor ons ligt een meertje en daarachter een dorp op een heuvel met een enorme toren, Bassoues, waar we naar toe moeten.
Als we na een lange klim van 8 procent in het centrum aankomen zien we een enorme marktplaats, helemaal overdekt met een gigantisch authentiek kapwerk. Ongelooflijk mooi. Langs de kant zitten mensen op terrasjes te eten. Er komt iemand naar ons toe, een Nederlander.
“Ik zag meteen dat jullie pelgrims zijn. Aan de schelpen. Ik ben ook op de fiets bij Sint Jacques geweest en al die bergen omhoog gereden. Ibañeta, Cruz de Ferro, de Pojo… daar is de klim hiernaartoe een molshoop bij… dan weten jullie dat alvast.” Je hebt af en toe iemand nodig die je moed inspreekt. Hij wil graag een foto van ons tweeën maken, nou ja, een hele serie. Voor de blog. We komen leuke mensen tegen vandaag.

Even voor drie uur maken we na zestig kilometer een laatste tussenstop in Marciac. Er hangt onweer in de lucht, dus we besluiten om even te blijven en af te wachten waar het naar toe trekt. Als ik in mijn routeboekje kijk zie ik een aantekening die ik ooit van internet geplukt had. De camping in Maubourguet beschikt over een speciaal chalet voor pelgrims, dat telefonisch gereserveerd kan worden. En het lukt! Voor vandaag zijn we weer letterlijk onder de pannen. Maar eerst moeten er nog drie forse klimmen gemeesterd worden. De laatste zes kilometer voor Maubourguet zijn verrassend ‘Hollands vlak’. En in de heiige verte… zien we ze: de besneeuwde toppen van de Pyreneeën! Je krijgt zo’n gevoel van een kind op schoolreisje, dat begint te zingen van “We zijn er bijna… maar nog niet helemaal”.
Even vallen er een paar druppeltjes. Alsof Pluvius zich even bescheiden meldt: “Hier ben ik toch nog even, jongens. Sorry van gisteren. Maar vandaag heb ik jullie gematst. Ik heb vriend Donar gevraagd om het onweer langs jullie te sturen...” Toch aardig, die Pluvius.

Op de camping worden we vriendelijk ontvangen door een leuke blonde vrouw, die ons naar het chalet brengt. Een lekker gevoel. Het regent licht, en wij zitten vanavond droog. Zelfs de fietsen kunnen op de veranda onder de overkapping. Dan voel je je rijk. Wat later krijgen we gezelschap van medepelgrims, een Frans echtpaar uit Strassbourg, te voet op weg naar Spanje. Zij gaan eten in een restaurantje. Intussen hebben wij ‘stormfreie Bude’ om zelf te koken. De dag van gisteren was een behoorlijke aanslag op onze gezamenlijke kas. Maar het was nodig, en het heeft resultaat gehad.
Aardige lui, die Fransen. De nacht moeten we nog maar afwachten.
Groeten uit ons Franse chalet. Morgen gaan we naar Lourdes. Daar verheugen we ons nu al op. Maar ook op jullie reacties. Elke dag weer een feest.