maandag 8 juni 2009

Refuge in Cluis



Twaalfde dag
Maandag 8 juni 2009
St.-Amand-Montrond - Cluis, 77 km


Als we om half zeven opstaan (Frans tenminste, ik een kwartiertje later) is er zelfs een waterig zonnetje te bekennen. In het westen hangt een loom, triestig grijs wolkendek ons op te wachten. Het heeft vannacht een paar keer stevig geplenst en de tent is drijfnat. Er blijft weinig anders over dan ze nat in te pakken. Straks zullen we wel verder zien.
Om half negen gaan we weer op weg. De eerste druppeltjes dienen zich al aan en na een kilometer of tien wordt het dermate serieus dat het raadzaam lijkt het regenjasje aan te trekken. Het regenjasje waar ik en tijdje geleden tegenaan liep bij de … Aldi. Acht euro negenennegentig (8,99) kostte het..! Dit blijkt achteraf een van de beste kapitalistische investeringen die ik ooit gedaan heb, want het is werkelijk waterdicht en ‘ademend’.
Pluvius geeft vandaag weer blijk van een gulle bui. Buitengewoon op prijs gesteld door de flora, alles wat groen is. Bij de fauna, waarvan de mens in geëvalueerde vorm nadrukkelijk deel uitmaakt, zijn de meningen verdeeld, vooral bij mij. Ik zou een voorstel willen doen aangaande de tijdstippen van Pluvius’ activiteiten: hij ’s nachts, ik overdag. Maar of daarover te onderhandelen valt..?
Door de regen rijden is echter niet zo erg als het lijkt. Normaal ben ik een typische ‘mooiweerfietser’ die er niet aan denkt om op de fiets te stappen als de buienradar nattigheid in het vooruitzicht stelt. Een beetje een watje dus. Maar anderzijds zorgt regenval voor meer zuurstof in de lucht, waardoor je beter presteert. Dat blijkt ook vandaag weer: ondanks het moeilijke heuvelachtige parcours rijden we een gemiddelde van tegen de 18.
Op een lange rechte weg stopt een tegemoetkomende auto aan de overkant van de weg. De bestuurder draait zijn raampje open en roept:
- “Vous allez à Saint Jacques!?” En op onze bevestiging: “Bonne route et bon courage!” Bij het doorrijden horen we hem weer optrekken en zijn weg vervolgen. Dit zijn bijzonder leuke intermezzi.
Bij het binnenrijden van Chateaumeillant na zo’n 35 kilometer besluiten we even te pauzeren stappen we als twee verzopen katers binnen bij een ‘Bar/Tabac’, een opvallend net en proper etablissement, waar drie tafeltjes zijn bezet. Onmiddellijk verstommen de gesprekken. Ons “Bonjour” wordt nauwelijks beantwoord. De waard en zijn vrouw staan als versteend achter de tapkast, ongelooflijk verstard. Ik zie de vrouw denken: Heb ik daarvoor onze heldere lichte tegelvloer vanmorgen nog eens extra gepoetst..? Als de waard twee warme ‘chocolats’ bij ons tafeltje brengt, kan ik met een luchtig “Il fait bon ajour’hui, n’est-ce pas?” slechts een vage grimas op zijn gezicht teweeg brengen. Nee, op ons hebben ze kennelijk niet zitten wachten. Gevraagd naar de ‘Méteo’ voor vandaag verklaart de vrouw met haar intens trieste gezicht dat het de hele dag blijft regenen en dat het nog dagen nat blijft.
- “Jusqu’à vendredi…” Tot vrijdag…

We besluiten van het routeboekje af te wijken en te kiezen voor de iets drukkere rechte D-weg. Die loopt lekkerder dat het keren en draaien door de kleine dorpjes aan weerszijden. De klimmen blijven wel, en heel veel, maar ze zijn niet zo steil en lopen geleidelijker omhoog. In de regen rijden is nu eenmaal niet echt genieten; daarom kun je er het beste zo snel mogelijk vanaf zijn.
In La Châtre, een oud pelgrimsstadje op een steile heuvel, rijden we helemaal omhoog in de hoop een open restaurant te vinden voor een warme kop soep. Alles dicht. Maandag in La France. Als we bijna de stad weer uit zijn ziet Frans (ik was al doorgereden) in een zijstraatje een Café Routiers, voornamelijk voor truckers en vrachtwagenchauffeurs. Hier genieten we van een uitgebreide salade en een kop koffie met een flinke scheut ‘de la vache’. Intussen is de regen even opgehouden en lijkt er in de verte verbetering te bespeuren. Maar als we eenmaal weer op de fiets zitten komt Pluvius weer uit zijn schuilhoek te voorschijn. Hij lijkt van continuïteit te houden.
Over vaches gesproken: ik lijk er in mijn regenuitmonstering met wit petje onder mijn helm nogal schrikwekkend uit te zien; bij nhet passeren van een wei sloeg de hele kudde verschrikt op hol!
Andermaal besluiten we een afkorting te nemen. Maar ditmaal komen we echt op de koffie (zonder ‘de la vache’). De kaarsrechte weg tussen weiden door is een ongelooflijke aaneenschakeling van klimmen en dalen. Zoiets als de rups op de kermis, maar dan veel uitgestrekter. Wat we ons eerder bespaard hadden kregen we nu dubbel en dik als spaartegoed uitgekeerd. Met als klap op de vuurpijl een steile klim naar onze eindbestemming, het hooggelegen Cluis, een bedevaartsplaats ter ere van Maria, troosteres van de bedroefden… maar daar horen we vandaag niet bij. We kiezen niet voor de camping maar voor de ’refuge’, speciaal voor Santiagopelgrims. Die is gevestigd in een klein huisje aan een schilderachtig pleintje achter de Middeleeuwse kerk.
Met boven een slaapzaaltje met twee stapelbedden, en beneden wc en douche en een zitkamertje annex keuken met kookplaat, ijskast, magnetron en wasdroger (!). Onze fietsen mogen in de ‘woonkamer’ gestald worden. En dat voor de prijs van zeven euro per nacht. Als je in staat bent om meer te geven, dan mag dat uiteraard. We rekenen een tientje per man af. In het gastenboek zien we dat Jan Geerts en Frans Magieke, die we enkele geleden onderweg troffen, hier gisteren overnacht hebben.
Later, als de droger loopt, begint het buiten te onweren. Dan krijgt deze keuze nog eens extra glans. Och, wat blijven wij toch bofferds. Bovendien heeft de ‘hospitalier’, de beheerder van deze refuge, die een eindje verder om de hoek woont, thuis een heuse internetverbinding beschikbaar. Daar ga ik straks dit bericht op de blog zetten…. Dat terwijl ‘bij ons thuis’ repetitie van het kerkkoor is… Jesús, je voudrais te chanter sur la route…

Terwijl ik dit tik, lopen de volgende pelgrims binnen, degenen die vannacht de andere twee slaapplaatsen zullen bezetten. Een druk pratend echtpaar van onze leeftijd. We zullen wel zien hoe dat straks ‘werkt‘.

De reacties van gisteren waren overweldigend. Vooral die van mijn kinderen. Het doet mijn oude hart zo goed om te lezen hoe jullie met onze tocht meeleven, zowel grappig als inhoudelijk. Ellen die gretig de vragen van Per beantwoordt. Geweldig. Je zit dicht in de buurt, El. De oppergod was Jupiter (bij de Romeinen) of Zeus (in de Gr1ekse mythologie). Beiden hadden hun ‘personeel’ voor de meest uiteenlopende zaken. Pluvius zorgde voor de regen. Aeolus was aangesteld als heerser over de wind, met ook weer zijn eigen ‘onderpersoneel’ voor de vier afzonderlijke windstreken. Voor mijn gevoel een beetje vergelijkbaar met onze ene God, zijn engelen en zijn heiligen; met dát verschil dat die géén goden zijn. Het voert in dit kader te ver om daar dieper op in de gaan. Dat kunnen we ooit eens doen als ik weer thuis ben. Maar hoe dan ook, jullie reacties hebben me diep getroffen. Ik ben ook trots op jullie!
Sorry dat ik niet verder in ga op de overige reacties. Maar ze zijn en blijven heel belangrijk voor ons. Groetjes uit de refuge.