donderdag 28 mei 2009

Overvloedige zegeningen

Eerste dag
Donderdag, 28 mei 2009
Landgraaf – Stoumont/Targnon, 94 km

Bij de pelgrimszegen gisteravond gebruikte pastoor Terranea geen wijwaterkwast. Dit werd vandaag door de weergoden alsnog gedaan. Het was een druilerige en nat-koude dag van regenjasje aan, regenjasje uit. Na het afscheid van onze echtgenotes - die thuis hun eigen pelgrimage houden - onze schoonzus en (schoon-)moeder van 87 en gingen we onder licht mottig gedruppel om tien over negen op weg.
Na goed 25 kilometer passeerden we tussen Slenaken en Teuven de taalgrens. Meteen echt ‘buitenland‘. Overal de sporen van de strijd tussen Frans en Nederlands. Waar gaat dit over?! Walen die het Vlaams lijken te willen verdelgen als onkruid. Met spuitbussen. Op de tweetalige plaatsnaamborden en wegwijzers staan her en der de Nederlandse plaatsnaamequivalenten ondergespoten. Niet St.-Maartensvoeren maar Fouron St.-Pierre, niet Maastricht maar Maestricht… veelal het werk van jongere activisten die bij hun grootouders nog gewoon Limburgs dialect praten.
Het wordt ook voor ons dus al snel aanpassen. Overschakelen op het Frans. Voor mij geen probleem. Frans spreek ik de hele dag; tegen wie zou ik anders moeten praten..? De borden en de reclameboodschappen langs de weg brengen in combinatie met onze pelgrimage een gevoelig, gedragen lied bij me boven dat we met het koor zingen: Jesus, je voudrais te chanter sur la route… op weg zou ik je toe willen zingen. Van dat zingen komt voorlopig niet veel terecht omdat er na Teuven een twee kilometer lange helling bedwongen moet worden naar La Planck. Door de striemende regen.
In Aubel maken we na een lange afdaling een omweg naar Val-Dieu, het dal Gods, waar een mooie abdij staat, in 1216 gesticht door Bernardus van Clerveaux, die hier vereerd wordt. Het is al jaren mijn gewoonte om daar een kaarsje op te steken bij de beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand en haar te vragen voor bescherming onderweg. Ik heb natuurlijk als katholiek een heel verleden met haar, dat met mijn doop begonnen is, want ik heet M.M.J.H. Quaedflieg, en die tweede M staat voor Maria. Ik heb die naam dus altijd bij me. Ze hoort bij me; dus overal waar ik ga komen we elkaar tegen. Ik ken al haar feestdagen wel niet uit mijn hoofd, maar overal wordt ze in een bepaalde specifieke hoedanigheid vereerd.

Na Val Dieu, met 40 kilometer op de teller, blijft het klimmen en dalen. Een snelle afdaling brengt ons naar Dolhain in het dal van de Vesdre. Hier drinken we een kopje ‘déca’ in een klein cafeetje, waar vlak na de middag al iedereen aan het pils zit. Die Belgen toch. De klim vanuit dit stadje naar het fraaie vestingstadje Limbourg, ooit het centrum van het gelijknamige hertogdom en de oorsprong van de huidige provincie Limburg, geldt als een van de pittigste klimmen van de hele route, die alleen door de sterken helemaal in het zadel bedwongen kan worden; zo las ik in ons routeboekje. Vanaf vandaag behoren wij ook tot de elite van die sterken!
Na Limbourg mogen we weer omlaag naar het dal van de Hoegne. Via Polleur bereiken we met een harde wind tegen na 75 kilometer Theux-Franchimont. Twee kilometer verder worden we geconfronteerd met de eerste echte, vele kilometers lange Ardennenklim, die via La Reid Haute Desnié - waar ik bijna voor de poorten van de hemel mijn eerste lekke band krijg- loodzwaar en onophoudelijk stijgt naar een hoogte van 525 meter. What goes up must go down, zo zongen The Doors ooit al eens. Ook hier klopt dat. Een heerlijke afdaling laat ons via het plaatsje Stoumont omlaag zeilen naar in het dal van de Amblève. Hier rijden we de poort binnen van camping Pont de Targnon, Een genoeglijke camping in de rust van de natuur. Er is een bar (met houtkachel waar we nu bij zitten te gloeien), een friettent, toiletgebouwen, wasmachines en wasdrogers. En een speciale bed & breakfastkamer voor pelgrims met een ruime badkamer. Gezien de ontberingen van vandaag en de te verwachten koude nacht vinden we dat we die verdiend hebben.
Dank je wel allemaal voor jullie leuke reacties.