dinsdag 23 juni 2009

Van de kip en de haan

Zevenentwintigste dag
Dinsdag 23 juni 2009
Logroño – Santo Domingo de Cálzada, 61 km

Het is nog half donker als de pieptoontjes van Frans’ mobiel de volgende fietsdag aankondigen. Hoe verder we westwaarts trekken - Ultreia! - des te later zal de nieuwe dag geboren worden. Nu beginnen de vogels om kwart voor zes met hun concert, straks in Burgos zal dat later zijn, in León nóg later, laat staan straks in Arzua, van waaruit we op 4 juli zullen vertrekken voor de slotdag van onze pelgrimage.


Gisteravond waren we weer uit gaan eten. Pelgrimsmenu. De flessen wijn en water worden het eerst op tafel gezet, waarna drie gangen volgen. Uiterst smakelijk, en dat voor 9 euro. In het restaurantje in het centrum van Logroño bezetten we het tafeltje naast het jonge Italiaanse paar dat we gisteren onderweg een paar keer gezien hadden. Wat heet toeval? Op de camping hadden we als buren het Noord-Hollandse echtpaar, dat we in Puenta la Reina hadden leren kennen.


De nacht was donker en stil, de slaap navenant verkwikkend. Alleen verrekte ik bij het opstaan voor een nachtelijke sanitaire stop een spier in mijn heup; daar kan ik dagen last van hebben, vooral bij trappen lopen en staand klimmen. Maar de engelen zijn met ons - dat merk je aan alles - en Sint Jacob rolt de loper uit. Dus…

Het lukt ons weer vóór acht uur te vertrekken. Het smalle poortje kost nogal wat hoofdbrekens. De onsypathieke campingbaas is niet bereid de grote poort te openen vóór half negen. Je mag niet zelf bepalen wanneer je binnenkomt en weggaat. Het lijkt wel een gevangenis; de rechter bepaalt. Ordnung muss sein. Bovendien is het er droog en duur. Dik 16 euro moesten we gisteren neertellen voor een piepklein plekje tussen vier heggen. We zijn blij hier te kunnen vertrekken.

Het uitrijden van Logroño in het spitsuur is een moeizame onderneming. Op zoek naar een spoorweg die dermate verdekt is, dat ie ons niet opvalt rijden we veel te ver door en belanden via een stuk autobaan op een golfterrein… waar de route uit het boekje wel doorheen blijkt te lopen. Verder dus geen probleem, zij het dat we af en toen het genot mogen smaken ons een weg te moeten banen over de kiezelpaden van de voetpelgrims. Geen pretje. Het landschap is in het begin ook nog eens saai.



Na Navarrete worden we een omweg opgestuurd via Sotés, een vervelend kilometerslang vals plat, besloten met een klim van 10 tot 12 procent. Er moet weer veel geklommen worden vandaag. Vooral de weg vanuit San Millán naar Villa de Torre, dat op een hoogte ligt van ruim 750 meter. De beloning bestaat vervolgens uit een kilometerslange, rechte afdaling naar het geplande eindpunt van vandaag.



Rond half twee, nog net voor de grootste hitte als een verstikkende sprei over de velden en de dorpen van Navarra valt, rijden we Santo Domingo de la Calzada binnen via de Calle Mayor, de smalle hoofdstraat met middeleeuwse gevels. Met een beetje fantasie zie je ze hier in de middeleeuwen langs lopen, de santiagopelgrims van die dagen, haveloos of niet haveloos, de schelp van Sint Jacob als embleem op hun wijde mantels, staf in de hand. Heenweg of terugweg, als ze hier arriveerden hadden ze nog maanden lopen voor de boeg. Ik denk aan hun vroomheid, hun liederen, hun stappen, hun stemmen… en aan die groep jonge Canadezen in Puenta la Reina, die deze oude, verbleekte, stoffige beelden weer tot een nieuw en kleurig leven trachten te wekken door het maken van een videodocumentaire.

Omdat er geen camping is, besluiten we de eerste de beste albergue te nemen, ‘de la Abadia Cisterciense’, gevestigd in een eeuwenoude aanbouw achter de apsis van de abdijkerk van deze zusterorde. Lang geleden, vlak nadat de middeleeuwer Dominico, die in de naam van de plaats geëerd wordt, hier zijn bijzondere werken voor de pelgrims verrichtte waarmee hij de eeuwige heiligheid verwierf, werd hier alles opgetrokken uit de ronde keien die in grote getale te vinden zijn in de ’s zomers droogliggende bedding van de Rio Oja (uitgesproken als ’Ocha’). Vooral op de binnenplaats van de albergue is dat goed te zien. Alleen de schotelantenne op het oude pannendak is niet uit die tijd… maar dat mag geen verrassende constatering heten. Het interieur is rustiek, met muren van keien en houten balken. De vloeren zijn scheef, de sanitaire omstandigheden bepaald niet aagepast aan de eisen van onze tijd. Maar toch.., dit heeft wat, dit moet je meegemaakt hebben.

‘s Middags maken we een wandeling door het stadje en zien op meerdere plaatsen een pelgrimsmenu aangeboden voor 9 euro. Inclusief brood, water en een fles wijn. Laten we eerlijk zijn, daar kun je zelf niet voor koken. De inkopen alleen al zouden duurder zijn. Het wordt dus weer Spaans lekker vanavond.
We maken ook even een foto van onszelf als Sint Jacob... waarbij we echter slordig het regiefoutje over het hoofd zien dat onze zonnebrillen de historische betrouwbaarheid beklagenswaardig geweld aandoet.

De kathedraal, open na vijf uur - ook de Almachtige Vader houdt hier kennelijk zijn siësta - heeft iets heel bijzonders. Boven op een soort schoorsteenmantel tegen een van de binnenmuren staat, bekroond met een halve boog met rozetten en gotische pinakels, een vergulde en bewerkte kooi, en in het zachte, gelige licht achter de tralies zitten ze, een heilige kip en een dito haan, twee prachtige exemplaren in het mooiste kippenhok ter wereld. Als de haan kraait tijdens je aanwezigheid, zou dat een zeer goed teken zijn. Bijgeloof? Vanwaar deze kerkelijke animaliteit? Wel, ze steunt op een oude legende. Ergens in de middeleeuwen gaan een ouderpaar met hun zestienjarige zoon op pelgrimage naar Santiago. Ze overnachten in een herberg. De dochter van de waard wordt op slag verliefd op de kennelijk goed uitziende jongeman. Maar die gaat niet op haar avances in. Uit wraak verstopt het meisje een zilveren schaal in de bagage van de jongen en alarmeert kort na zijn vertrek de politie. De diefstal lijkt bewezen en er wordt door de plaatselijke rechter snelrecht gesproken. De strop. Als de ouders na de terechtstelling diepbedroefd naar de galg gaan, ontdekken ze dat de jongen nog leeft. Een wonder! Ze gaan naar de rechter, die net aan een goed gedekte dis zit.
“Wat?!”, reageert hij op het verhaal van de vader, “niet dood?! Man, je jongen is net zo dood als… die kip hier op mijn bord!”
Waarop de vette, blote, gebakken kip terstond wonderbaarlijk in één seconde van een witte vedertooi voorzien wordt en tokkend van het bord vlucht. Vanaf die tijd bevolken haar nakomelingen alsmede de haan (anders zouden er geen nakomelingen zijn) deze letterlijke ‘gouden kooi’ in de kathedraal.

Ziehier een van de vele legendes rond de Camino. Ze worden gecultiveerd, mede tot meerdere eer en glorie van de plaatselijke middenstand, zou zien we vanmiddag her en der. Zelfs in het stadswapen staan een kip en een haan.



Op minstens drie plaatsen in de stad is er internetmogelijkheid. Dus vandaag zal het ook weer lukken. We verheugen ons alvast op jullie reacties.