Derde dag
Zaterdag 30 mei 2009
Bastogne – Montmédy, 87 km
Waar zijn de tijden gebleven dat we in één dag van Landgraaf naar Frankrijk fietsten? Precies 44 jaar geleden. In 1965 reed ik als twintigjarige jongeling, net geslaagd voor de kweekschool en mijn hele arbeidsleven nog in een onafzienbare lengte voor me, met Jo Ringens, een studiegenoot, naar Parijs. De eerste dag al bereikten we Frankrijk: Givet, vlak over de grens weliswaar, maar toch. Met 173 kilometers op de teller! En nu, zoveel jaren later – én ouder – doen we daar drie dagen over. Waarbij wel niet vergeten mag worden dat de afstand naar Montmédy ongeveer 260 kilometer bedraagt en de gekozen route heel wat meer klimwerk vereist.
De nachten in Bastogne, op een hoogte van 525 meter, zijn vaak ijselijk koud. Ook nu. Ik duik klappertandend als Shakin’ Stevens met kleren en al de slaapzak in. Met hoofd en al, als een waarm blazende biologische cv. Wat een verschil met dat warme nest bij die heerlijke bed- & breakfastovernachting in Targnon! Maar kom op, jongelui, we mogen niet te verwend raken.
’s Ochtends staat de zon al vroeg op onze tent. Nog even lekker een half uurtje aanwarmen. De lucht is weer strak blauw. En de tent is aan de buitenkant al droog. Dat scheelt heel wat werk.
Om acht uur zitten we te ontbijten uit de prima gesorteerde ontbijtdoos van Frans. De wind blaast uit het oosten. Een goed teken. Stabiel weer. We kunnen alles goed droog krijgen en schoonmaken voordat we inpakken. Een stukje luxe dat je tijdens een reis als deze niet al te vaak ten deel valt.
Om kwart over negen rijden we bergop de stad in en dan weer verder zuidwaarts. Aanvankelijk schuift de weg aangenaam onder de wielen door. Bastogne blijkt een goede keuze om de derde dag te beginnen. Maar na een kilometer of tien wordt het scenario van gisteren weer uit de la getrokken. De ene klim na de andere, afgewisseld met suizende afdalingen. Ik kijk op de teller: 21,8 kilometer… pas?! Het lijkt alsof we intussen al het dubbele erop hebben zitten, althans gemeten naar de hoeveelheid geleverde sportieve arbeid. Anderzijds is het toch weer geweldig dat Aeolus ons met zijn bolle wangen andermaal van dienst is. Hij doet nóg beter zijn best dan gisteren. Hij blaast ons af en toe vooruit als ouderen op een ‘elektrische fiets‘.
Na 36 kilometer zitten we na twee fietsuren desondanks redelijk afgepeigerd op een bankje in de zon met een pak lekker Belgisch brood en de ontbijtdoos van Frans om energie bij te tanken. We zijn bijna halfweg… denken we. Maar daarover later meer.
Het wegdek is af en toe erbarmelijk. Hier noemen ze dat ‘déformé’. We zien vaker een bord dat ons daar ten overvloede op meent te moeten wijzen. Tussen haakjes: we realiseren ons dat er zich onder onze lezers een leraar Frans bevindt met een ter zake uiterst toepasselijke voornaam. Het valt ons op dat ‘Chaussée déformée’ (in het bericht van gisteren fout geschreven…) tweemaal met ‘ée’ geschreven behoort te worden. Dit komt omdat een weg vrouwelijk is, kennelijk omdat hij/zij bereden wordt… sorry, smakeloos grapje, ongepast voor een pelgrim.
Na het vlekje Léglise fietsen we lange tijd bergaf door dennenbossen. We verlaten de Hoge Ardennen. En na Rossignol dalen we verder af in het wijde dal van de Semois. “We hebben ons tot nog toe nog niet echt verreden”, merkte ik gisteren nog tegen Frans op. En terecht. Maar vandaag gebeurt het dat we al meer dan twee kilometer bergop rijden in de verkeerde richting. Het was me al opgevallen dat de wind gedraaid was, maar als ik in de verte een bos zie, dat op de kaart in het noorden ingetekend staat en ik me tegelijkertijd realiseer dat we de zon pal in de rug hebben, schreeuw ik naar Frans (bergop altijd aan de leiding) dat we rechtsomkeert moeten maken. Bijna vijf kilometer voor de … enfin, dat mag iedereen zelf invullen.
Even later weer op de juiste weg (Lucas VI…) komen we via een smalle, steil en ‘chaussée deformée’-omlaag leidende bosweg in de wondermooie Val d’Or, de gouden vallei, waar de enorme abdij van Orval ook haar naam aan ontleent, in omgekeerde zin weliswaar, maar toch. Net als Val Dieu ook een cisterciënzer abdij. Deze orde betekende veel voor de opvang en verzorging van de Middeleeuwse pelgrims. De naam Orval herinnert aan de legende van een verloren gouden ring in de Mathildebron, die door een vis werd terugbezorgd, letterlijk weer boven water gebracht dus. Bij de abdij behoorde naar goed gebruik eeuwenlang een bierbrouwerij, die echter inmiddels zelfstandig opereert. In het abdijwinkeltje wordt dit abdijbier verkocht, evenals andere abdijproducten zoals kaas en honing. Dat zagen we ook al in Val Dieu.
Vijf kilometer verder passeren we de Franse grens. Bonjour la France! We worden verwelkomd met de zoveelste lange en steile klim. Bienvenue.
In het dal van de Thonne rijden we met 80 kilometer op de teller het dromerige dorpje Avioth binnen. Meteen wordt het oog getrokken door een onlogisch grote gotische basiliek, ogenschijnlijk zonder enig gevoel voor verhoudingen zomaar op het hoogste punt van het dorp neergeplant. Echter…, toch niet zomaar, want er is een duidelijke verklaring voor. Sinds de 12e eeuw wordt hier een bijzonder Mariabeeld vereerd, gesneden uit lindehout, en in 1147 al aanbeden door niemand minder dan de heilige Bernardus van Clerveaux in gezelschap van de paus himself. Dat zegt genoeg. Het dorp is desondanks niet met zijn enorme kerk meegegroeid.
Verder fietsend door het dal van de Thonne zien we opeens hoog tussen het groen de twee torens van de citadelkerk van Montmédy prijken. Er is echter nog een behoorlijk pittige klim nodig om de erbij gelegen Camping Municipal La Citadelle te bereiken. Dermate pittig dat ons niets anders rest dan een deel van onze pelgrimage te voet af te leggen. De deerlijk vervallen citadel ligt strategisch op een vooruitstekende rots die naar drie kanten uitzicht biedt over het dal waarin het stadje zelf aan de voet gelegen is. Eeuwenlang beschermde deze door Karel V aangelegde vesting de grens van het Groothertogdom Luxemburg. Na de verovering door de Zonnekoning Louis XIV in 1657 werd de vesting door de vermaarde bouwmeester Vauban uitgebreid tot de thans nog bestaande machtige fortificatie. Montmédy is al eeuwen een pleisterplaats voor Santiagogangers.
Op de camping aangekomen doen we uitgebreid de was, die even later heerlijk droog hangt te wapperen in de harde oostenwind. Daarna gaan we boodschappen doen. Daarvoor moeten we een lange slingerende berg af - het stadje ligt zo’n honderd meter lager - en daarna beladen weer terug omhoog. Mede daardoor smaakt het eten voortreffelijk.
De Camping Municipal is vrij nieuw. Er is behalve een sanitairgebouw niets aan voorzieningen aanwezig. Het kantoor wordt maar twee uur per dag bemand door een gemeenteambtenaar, die we het vorstelijke bedrag van 7 euro 35 verschuldigd zijn. Nergens kunnen we een stekker vinden om de laptop op te laden. Maar gelukkig brengen twee oude bereidwillige mensjes in een caravan uitkomst. Zo kan dit verhaal toch geschreven worden, maar verzenden is vandaag niet mogelijk omdat we nergens op internet kunnen.
De Hoge Ardennen met zijn pittige hellingen liggen voorgoed achter ons. De tocht voert vanaf morgen verder door de glooiende heuvels van de Woevrestreek, het onvervalste Franse platteland met verspreid liggende dorpjes met kerken en kastelen, zonder toeristische drukte. Maar of de hellingen niettemin toch op onze weg blijven komen, daarover morgen meer.
maandag 1 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten