maandag 22 juni 2009

Foto´s die jullie nog te goed hebben.... hier zijn ze dan!

Hier in Logrono hebben ze eindelijk (inde stad) een goede internetverbinding. Dus nu twee berichten én een paar foto´s extra tegelijk.


Het prachtige 12e eeuwse kerkje van Sint Blasius














Op weg naar St. Jean Pied de Port liep een enthousiaste hond een eindje mee...














Een prachtige plek voor de lunchpauze in de Franse Pyreneeën














Bij Arneguy is de Spaanse grens bereikt. De echte klim kan beginnen....







Op de top van de Ibaneta duikt May na 16 kilometer klimmen uit de mist op. En blij..!!

















NIET VERGETEN: Hierna volgen nog twee berichten, die van zondag en maandag.
Succes bij het lezen.
Groetjes uit een bloedheet Logrono.

Puur genieten in Navarra


Zesentwintigste dag
Maandag 22 juni 2009
Puente la Reina – Logroño, 74 km

Tegen zessen word ik wakker van een aanrollende windgolf en het sterke geruis van bomen. Wij liggen beschut achter een huis en een hoge muur. Verder hoor ik een monotoon gebrom van… wespen? Bijen? Een wolk sprinkhanen? Onze voorganger pelgrim Domenico Laffi maakte dat rond 1670 mee en beschreef dit op uiterst realistische wijze in zijn dagboek; maar daar kom ik later op terug als we op de meseta, de boomloze Spaanse hoogvlakte, zijn. Frans lost het probleem op als hij van het wassen terugkomt:
“Heb je die hommels gezien?” Een boom naast onze tent zit vol met die gonzende insecten; het is dus even hommeles boven onze hoofden. Maar zeker niet wat het weer betreft. De lucht straalt ons strak blauw toe. Het is fris. Af en toe even zo’n langgerekte windvlaag die je van tevoren hoort aankomen en dan weer niets. Wat is Aeolus en zijn kornuiten vandaag met ons van plan? Van Pluvius lijken we voorlopig weinig te duchten te hebben - misschien een paar dagen vakantieverlof aan de Costa del Sol..?
De albergue stroom leeg, vanaf vijf uur al. Wandelaars komen op gang en lopen gepakt en gezakt de Calle Mayor in. Rugzakken, schelpen, stokken en goede moed. De fietsers - het zijn er maar een paar - nemen rustig de tijd. Het is nu kwart voor zeven. Over een kwartier gaat de panaderia open en kunnen we brood halen voor het ontbijt. Terwijl ik nog mijn spullen opruim gaat Frans dat doen. Hij keert terug met een lekker bruinbrood en een zakje witbroodjes, die we eten aan een tafel in de bijna lege albergue.

Dan zien we opa klaarstaan om te vertrekken. Opa? Inderdaad, een klein manneke met witgrijze stoppelbaard uit Saarbrücken, 85 jaar! We ontmoetten hem voor het eerst in St.-Jean-Pied-de-Port. Hij zat bij ons aan tafel in de albergue en praatte honderduit. En gisteravond, toen we zaten te genieten van onze pelgrimsmaaltijd - Menu Peregrinos: een hele terrine bijzonder smakelijke knoflooksoep, ik een biefstuk met frites, Frans grgrild varkensvlees, een toetje na en de wijn (een hele fles!) gratis; en dat voor 8,90... - kwam opa weer aanlopen. Ook hij had het klaargespeeld om in twee dagen hier te komen. Hij was ‘s middags weliswaar verzeild geraakt op de voetpelgrimsroute, een grindpad helemaal over de hoogste top van de Sierra del Perdon, waarbij hij uiteraard had moeten ‘schieben’, en naar beneden ook, maar toch had hij het weer klaargespeeld. Hij herstelt snel, die krasse tachtiger. Opa vertrekt eerder. Wij zijn om kwart over acht zover. De eerste vijf kilometer bestaan uit een geweldige klim naar grote hoogte waarbij we opa inlopen. Frans rijdt op de hem bekende wijze vooruit en ik blijf een tijdje bij hem rijden. Tijdens de klim heeft hij lucht genoeg over om een relaxed praatje te maken. Maar ons tempo ligt hoger en we rijden door. We halen ook een jong Italiaans stel in. En overal zien we weer voetpelgrims op de weg of op de paden ernaast. “Bon Camino!” “Bon Camino!”

Het is een behoorlijk klimrijke dag in heerlijke omstandigheden. Om tien uur is het 16 graden en nauwelijks wind. En dan dat landschap… Navarra…. Hoge heuvels met aan de voet uitgestrekte korenvelden, geel van rijpheid. Her en der beginnen de combines hun werk te doen. Geweldige vergezichten. Daarbij gaat het klimmen bijna vanzelfsprekend. Puur genieten.
In Irache, een klooster met wijnbottelarij, waar een bord ‘Fuente de vino’ ons heen wijst, tappen we echte Riojawijn uit een kraan in de muur. Een bodempje bidon voor straks op de camping.
Daarna verrijden we ons en beklimmen de puntige berg met op de flank het schilderachtige dorp Villamayor de Monjardin. We komen er pas achter dat we verkeerd zitten als we bijna boven zijn. Op een bankje op het dorpsplein drinken we een koel drankje uit de automaat van de plaatselijke Alberge Parroquial, terwijl de voetpelgrims voorbij komen en hun bewondering uitspreken over het feit dat we hier naar boven gefietst zijn. We krijgen bij de albergue een stempel, een ongeplande ‘sello’, die ons altijd zal blijven herinneren aan deze mooie routefout.

In Los Arcos maken we rond het middaguur een pauze bij een restaurant. We eten er een bijzonder makelijke portie spaghetti voor 5 euro met een glas koele melk. Het wordt warm. De laatste dertig kilometer gaan voor een groot deel door een onherbergzaam heuvellandschap met lange klimmen en afdalingen, waarbij de wegen regelmatig gekruist worden door de paden van de voetpelgrims. “Bon Camino!” “Ultreia!” Vol goede moed steeds verder westwaarts.

Logroño, de meest oostelijke stad van het voormalige koninkrijk Castilië, ligt in het brede dal van de Ebro. De aankomst op de camping om half drie is een ontnuchtering. De baas komt naar buiten. De camping is gesloten tot vier uur. Tot dan moeten we buiten wachten. Op enige afstand is een grote overdekte uitspanning onder de bomen. Daar laten we ons neer, drinken een 0,3 pils - voor 1,50... - en beginnen alvast aan de tekst voor de blog. In de stad schijnt een internetcafé te zijn. De campingbaas zal na vier uur pas vertellen waar dat te vinden is. Best consequent, nietwaar.
De rest van de dag en de avond zullen we wel zien. Uiteraard even naar de stad, terwijl in Nieuwenhagen ‘mijn’ koor repeteert… ik ken helaas geen Spaans lied op ons repertoire. Maar ‘Jesús, je voudrais te chanter sur la route’ volstaat vandaag zeker. Want… Jezus, wat was het mooi vandaag!

Halve rustdag bij de brug van de koningin (2)

Vijfentwintigste dag
Zondag 21 juni 2009
Oricain / Pamplona – Puenta la Reina, 46 km

De koude bergwind heeft de hele nacht aan onze tent gerukt n gesjord. Hij blaast in golven die je hoort aankomen. Puik werk van Boreas, de ‘regiomanager Noordenwind’ uit het team van Aeolus. Als we opstaan - niet te vroeg, we hebben een halve rustdag - blijkt de tent kurkdroog. Maar het is koud. Bij ons vertrek om half negen trekken we de jasjes aan, dicht tot boven toe. In Pamplona toont de kolom bij een tankstation dat het 12 graden is.
Het is een hele hijs om de weg door deze uitgestrekte stad te vinden. We nemen niet de tijd om een kijkje te nemen in het oudste deel. Na enig vragen links en rechts - wat praten die Spanjaarden toch snel… - vinden we de weg naar Cizur Menor. Hier praten we een tijdje met een Hollandse jongen die aan de wandel is (naar Compostela wel te verstaan) met een Canadees meisje.
Daarna gaat het verder zuidwaarts. Klimmen, klimmen naar de laagste pas van de Sierra del Perdon op ongeveer 650 meter. Jasje weer uit. Lange stijgende wegen door onmetelijke gele graanvelden. Met de soms stormachtige wind in de rug. Met dank aan ‘boven’. Even afstappen betekent genadeloos afkoelen. On-Spaans weer, je verwacht hier normaal een verzengende hitte. Maar voor het achterom kijken naar en fotograferen van de uitgestrekte stad Pamplona in een kom van bergen is een beetje rillen best de moeite waard.
Na Campana - wat een mooie namen allemaal… de Camino is als een rijgketting van woordjuwelen, dorpen, stadjes, passen, vlaktes, stromen die er al eeuwen zijn, elke naam is ooit eens door iemand bedacht en versteend tot een begrip… nooit ben je ergens niet in een naam; wij zijn voortdurend in woorden. En niet alleen in woorden, ook in geschiedenis. Die van nu en die van toen. Dit las ik in het boek van Cees Nooteboom. Mooi hè? Maar verder nu: Na Campana gaat het verder westwaarts, waarbij we die wind van opzij krijgen. Boreas doet er werkelijk alles aan om ons van de fiets te blazen, maar we blijven op onze hoede. Ok deze bergwind heeft een naam, maar ik ken hem niet. Het is geen mistral, geen tramontane en geen bora -zou die genoemd zijn naar Boreas? Hoe dan ook, het wordt in elk geval werken op onze halve rustdag.

Na 40 kilometer bereiken we een van de hoogtepunten van de Camino, Eremita de Eunate, een 12e -eeuwse Mariakapel, zomaar eenzaam gelegen tussen de graanvelden. Een achthoekig romaans kerkgebouwtje, omringd door een arcade van 35 bogen, perfect passend in de natuurlijke kleuren van het landschap. Een ingetogen schoonheid. Rust, eenvoud, sfeer, zeggingskracht. Binnen is het intens stil en donker. Het zonlicht wordt gefilterd door een paar kleine albasten vensters. Er speelt zachte fluitmuziek… new age-achtig, in deze old age-omgeving. Desondanks word je gevangen en blijf je biddend zitten. Achter een altaar staat een zittend beeld van Maria van Eunate, dat we later ook weer zullen terugzien in Puente la Reina. Als ik er zit slaat het klokje het middaguur.
Buiten staat een tafeltje met een versleten ordner. Als je die opent zie je een stempel met kussen om zelf je ‘sello’ in je credencial te plaatsen. Een fijne plek om geweest te zijn, ook al kostte het een klim over de Sierra del Perdon - we hadden trouwens ook via de vlakkere hoofdweg kunnen rijden, zeker op zondag. Maar het klimmen gaat ons steeds beter af. Zonder grote problemen.

Een half uur later rijden we Puenta la Reina binnen, het geplande eindpunt voor vandaag. Het stadje is genoemd naar de beroemde stenen boogbrug over de Rio Arga, 900 jaar geleden voor de pelgrims gebouwd in opdracht van Doña Mayor, de echtgenote van de legendarische koning Sancho de Sterke. Meteen als we van de grote weg links een straat in draaien zien we de Albergue de Peregrinos Padres Reparadores, met een gevel van boogjes, arcades. Hier vragen we de weg naar de camping Apostel. We krijgen te horen dat deze albergue achterom ook een weitjes heeft voor tenten. Voor vijf euro per persoon kunnen we gebruik maken van alle faciliteiten die de albergue te bieden heeft: water, toiletten, douches en de keuken. Meteen doen dus. Zo komen we - aan wie zou dat weer te danken zijn? - terecht op een windvrij plekje in plaats van de beoogde camping op de heuvel, waar we opnieuw een speelbal zouden zijn geweest van de inspanningen van Boreas.
Aan de eettafel treffen we allerlei nationaliteiten. Fransen, Duitsers, Canadezen - die met twee witgetoogde jonge paters bezig zijn met het maken van een documentaire - en een groep Koreanen. De pelgrims komen overal vandaan.

Het stadje is ‘s middags vrij leeg. Bijna alles is cerrado, gesloten tot vijf uur. We lopen over de oude brug, waar we aan het einde het steile grindpad zien dat we ongetwijfeld hadden moeten oplopen als we naar camping Apostel hadden gewild. Gelukkig beschikte ‘het lot’ (of de engelen…) anders.
Ook bezoeken we beide kerken. De eerste ligt tegenover de albergue, de sobere romaanse kerk El Crucifijo, door een ronde poort dwars over de straat verbonden met het convent van de pater Reparadores.
Een eind verder lopen we de Jacobskerk binnen. Een prachtig Jacobsbeeld. Maar we zijn met stomheid geslagen door de overweldigende versiering met bladgoud. Vijf gouden altaren rijzen hemelwaarts, het hoofdaltaar tot aan de gewelven! Een en al schittering. Kunst of kitsch? We kunnen ons niet voorstellen dat mensen zoiets mooi kunnen vinden…
Ook zien we de eerste ooievaarsnesten. Met jongen. Geweldig, boven op een torentje van de kerk. Een eindje verder is er ook een op een fabrieksschoorsteen, die daardoor waarschijnlijk lamgelegd is. Ooievaars mogen hier nesten waar ze willen…
We zijn van plan vanavond in een herberg in de calle Mayor een pelgrimsmaaltijd te gaan eten voor 8 euro 90. Als we geluk hebben gaat om vijf uur ook de almentaciones of kruidenier open, zodat we iets kunnen kopen voor morgenvroeg. Want schraalhans is meester in onze ontbijtdoos, tenminste wat brood betreft.

Hier in de albergue is internetmogelijkheid. Hoe een en ander straks gaat verlopen zullen we nog wel zien. Voorlopig leg ik de laatste hand aan dit verhaal op mijn laptopje, zittend in de schaduw van een boom. Best frisjes, fleece trui-rijp. In de zon ware me liever, maar dan zie ik niets op het scherm. Een mens moet voortdurend keuzes maken. Tot zover voorlopig de woorden van Matthias (niet de evangelist, want dat is Mattheus.
Groeten uit een koel en winderig Noord-Spanje.