dinsdag 14 april 2009

De Camino Francés

Er is ongelooflijk veel geschreven over de apostel Jacobus, na een tijd van prediking onthoofd in Jeruzalem en daarna door zijn volgelingen begraven in Galicië, dicht bij Finisterra, ‘het einde van de wereld’: een legende die ons, nuchter-wetenschappelijk en ‘Thomas-achtig’ redenerende 21ste-eeuwers, bepaald ongeloofwaardig en apocrief in de oren klinkt. Maar is dat ook niet zo met de meeste basisprincipes van ons christelijk geloof? Waar ‘logische’ verklaringen onmogelijk lijken te worden, treedt het echte ‘geloven’ in de plaats.
Santiago de Compostela (… hoe zou deze plaats geheten hebben vóórdat tijdens het bewind van Karel de Grote het graf van Jacobus ontdekt werd…?) ontwikkelde zich in vrij snel tempo tot een van de drukst bezochte pelgrimsplekken ter wereld.
Wij willen er ook naar toe. In het spoor van de vele miljoenen die ons voorgingen. Ze ondernamen hun reizen, geteisterd door de elementen en tal van andere ontberingen, immers niet voor niets. Of je gelooft of niet: er moet ‘iets’ zijn. Langs de hele weg, hetzij de Franse Chemin de Saint-Jacques, hetzij de Spaanse Camino Francés of de Camino de Santiago, zindert de geest, de gebalde energie, van twaalf eeuwen pelgrimage.
Overal langs die ‘melkweg’, uitgegroeid tot een kostbaar rijgsnoer van historie, legendes, kunst en religie, werden tijdens de middeleeuwen kerken en kloosters gebouwd, allemaal in de destijds gangbare romaanse bouwstijl. Donker en naar binnen gekeerd, om de afleidende obstakels van de profane wereld buiten te sluiten en de mens zo ongehinderd mogelijk nader te laten komen tot God. Met uit steen gehakte religieuze en Bijbelse taferelen, die door de analfabeten van die dagen ‘gelezen’ werden zoals wij dat tegenwoordig bijvoorbeeld doen met verkeersborden. Gecreëerd door nijvere ambachtslieden voor wie het geen ‘kunst’ was maar werkelijkheid, die met hun beitels in steen een verhaal kapten dat iedereen al lang kende, maar dat men toch altijd weer opnieuw wilde ‘lezen’.




Op meerdere plaatsen werden nieuwe wegen aangelegd en kapotte hersteld, bruggen geslagen over de in natte perioden vervaarlijk kolkende rio’s, belangeloos, door toegewijde monniken die er hun heiligheid mee verwierven, zoals Santo Dominga de la Cálzada en San Juan de Ortega. Hun namen werden verbonden aan hun woonplaatsen langs de Camino, waar de pelgrims voor eeuwig aan hun werken worden herinnerd. Dat hééft wat. Hier hángt wat. Als een precieuze wolk van religieuze, spirituele en culturele rijkdom van eeuwen. Herinneringen in steen en welluidende woorden; ze vereeuwigen ook die haast onvoorstelbare, gepassioneerde vroomheid, die de hele christenheid, pelgrims zowel als avonturiers en romantici, vele eeuwen over de Camino of Cálzada naar Jacobus dreef, in die verre, natte, verwaaide Galicische uithoek. Een - al dan niet - devoot op weg zijnde bevlogen massa. De sporen van de legende volgend werden ze zelf ook een legende. Ook wij zullen hiervan deel gaan uitmaken voor ons nageslacht, voor allen die met ons Desoxyribo Nucleic Acid of DNA nu en in de verre toekomst de wereld bevolken.


Camino…
landschappen, kerken, kerken, landschappen…
bergen, de Meseta, bergen, heuvels...

grote borden tellen de kilometers af,
het getal achter Santiago wordt steeds kleiner.